Gerrit Kouwenaar (1923) schreef de gedichtendagbundel
voor 2005. In Het bezit van een ruïne staan 10 gedichten,
waarin Kouwenaar evenals in vorige bundels, maar vooral in Totaal
witte kamer, de vergankelijkheid als thema heeft gekozen. Het
eerste gedicht heeft een prachtige beginstrofe waarin duidelijk
wordt wat leven is. Elke uitademing kan de laatste zijn, maar ook
het begin van een nieuwe inademing, het begin van herhaling.
De sterfelijkheid houdt aan, deze morgen
ontwaakte er een in mijn slaap, en vanavond
vraagt het nuchtere glas om genade, men ademt
zich uit als een inzicht, men is, ik herhaal me
Het titelgedicht van de bundel begint eveneens
fraai, met zoeken en missen. Uiteindelijk heerst de slaap over alles
wat eens geleefd heeft.
Het bezit van een ruïne, zelfs het zoeken
onder de stenen, het vermissen achter het vinden
moet men interen, steenbreek en slaapkruid zijn meester
Hier is een meester aan het woord, dat is duidelijk.
Kouwenaar, die al meer dan 50 jaar dicht, werd niet voor niets bekroond
met de PC Hooftprijs, de Prijs der Nederlandse Letteren en de VSB
Poëzieprijs. Het bezit van een ruïne is een bundel
om vaak en aandachtig te herlezen.
Nadere informatie over het werk van Kouwenaar is
te vinden op de poëziewebsite van de Koninklijke
Bibliotheek.
Het bezit van een ruïne / Gerrit Kouwenaar
Amsterdam: Querido , 2005
Prijs: 1,50 euro