Annette van den Bosch
Gwij Mandelinck - Watoul
 
 
Informatie over Annette van den Bosch en deze site Gedichten, waaronder Vlaamse en vertaalde         Artikelen over dichtbundels en dichtbijeenkomsten Recensies van dichtbundels Interviews met dichters, uitgevers etc Over jonge dichters
Beginpagina                 Contact
 
     
  -
 

Poëzie in Watou

In gesprek met Gwij Mandelinck

Verschenen in Meander op 3 augustus 2003



Gwij Mandelinck, dichter, oprichter en organisator van het poëziefestival in Watou ontvangt mij in zijn ruime huis. Het is eind maart, maar hij is nu al maanden bezig met het regelen van alles wat deze komende zomer te horen en zien zal zijn. Mandelinck vertelt dat hij in het dorp nog steeds een vreemde eend in de bijt is, ondanks het feit dat hij hier al bijna 25 jaar woont. In 1979 werd hij aangesteld als bibliothecaris en schreef hij een boek over de regio, over de Westhoek. Daarvan werden veel exemplaren verkocht, men vroeg hem dan ook nog iets te organiseren. Buiten twee brouwerijen was er in de omgeving geen werkgelegenheid, de textielindustrie lag op zijn gat. Op basis van dit verzoek werden de eerste kunstenaars en dichters uitgenodigd in het dorp. Door de poëziezomer wil Mandelinck de tijd binnen Watou brengen, dat wil zeggen hedendaagse kunst introduceren, maar wel in de stijl van het bestaande. Dat was in eerste instantie bijzonder bedreigend voor de bevolking, die bang was dat het dorpsgezicht zou worden aangetast.
Luuk Gruwez schreef daar twee toepasselijke gedichten over.

“En er ontstond een grote droogte.
De dichters kwamen aan. Als koningsgieren
streken zij neer over Watou,
zijn veestapel en zijn gewassen.”

(citaat uit De bezetting van Watou)

“Wanneer de dichters zijn verdwenen,
breng eerst de slager weer tot leven,
wek dan de kroegbaas uit de doden op.
De loodgieter, de fröbeljuf, de kok:
laat allen uit hun graven komen.
De dichters zijn goddank weer weg.”

(citaat uit De ontzetting van Watou)

Inmiddels is de aantrekkingskracht van Watou enorm toegenomen. De bezoekersaantallen liggen rond de 10.000 per jaar, waarvan de helft uit Nederland en de helft uit België.
Mandelinck vertelt met passie over zijn onbezoldigde functie als oprichter en organisator van de poëziezomers. Tijdens de poëziezomer wordt het dorp Watou één groot podium voor kunstenaars en dichters. Door de geïsoleerde ligging en de agrarische omgeving wordt een verstilde sfeer gecreëerd waar de fine de fleur van de Belgische en Nederlandse kunstwereld zich kan manifesteren. In de loop der jaren zijn 850 beeldend kunstenaars en 450 dichters te gast geweest uit 150 landen. Vooral bestaand recent werk, dat nog weinig getoond is, wordt uitgekozen voor de poëziezomer. De poëziezomer is ontgrensd tot een festival van internationale allure. Mandelinck is verantwoordelijk voor de keuze van de gedichten, de beeldende kunst kiest hij in samenwerking met Jan Hoet, directeur van het SMAK in Gent. Als we praten over een opvolger in de toekomst reageert hij sceptisch. “Dan wordt het bijna een institutie”. Van zijn kant is er veel geïnvesteerd in het slagen van de zomers. Veel nachtwerk, weinig vakanties, bedelen en smeken om subsidies. Dat laatste staat hem tegen. Wijs geworden door een groot tekort vorig jaar dat hij zelf moest bijpassen, gaat hij dit jaar het budget niet overschrijden, vooraf alles incalculeren. Het 25 jarig-bestaan van de poëzomer in 2005 wordt groots gevierd, verklapt hij.

Watou is een zintuiglijke ervaring. ‘Het dorp wordt één groot beeldend gedicht.’ Op 35 locaties zijn kunstwerken en gedichten te zien en horen. Als woord en beeld naast elkaar staan leidt dat tot een verdieping, bijna tot een meditatie. De vrije vorm en het landschappelijke versterken elkaar. Door de weersomstandigheden kan het totaal beeld per uur verschillen. Mandelinck wil de bezoeker een maximum aan associaties meegeven, laten ontdekken wat hier gebeurt. De kijker met zijn neus tegen het gedicht aan duwen. De wereld is universeel in Watou aanwezig tijdens de poëziedagen. Het is een pleidooi voor het woord, de verstilling, de verinnerlijking. In deze omgeving, in de voormalige frontlinie, is de grootvader van Mandelinck in de eerste Wereldoorlog gesneuveld. Hier ligt een belangrijk deel van de geschiedenis; het dorp Watou vormt een vergrootglas op de wereld. Het centrale thema van dit jaar sluit daarbij aan: ‘Opzij van het kijken’ naar een gedicht van Eva Gerlach. Ten grondslag aan het thema ligt de versplinterde wereld, de sporen van de oorlog die overal te vinden zijn. Om het persoonlijke van de gedichten tot uitdrukking te brengen worden de teksten in handschrift op groot formaat weergeven op muren of ramen.

Schuin tegenover de woning van Mandelinck staat in het weiland een groots eerbetoon aan Eddy van Vliet. Een grote schilderijlijst als een rouwrand om het laatste gedicht van Van Vliet “Dood”. Door het transparante doek is de blauwe lucht te zien met witte wolken.
“Talm niet/voor mijn deur. Kom binnen. ...” lees ik. Mandelinck is teleurgesteld over de bureaucratie, die betwist dat dit gedenkteken, dat hij voor zijn vriend oprichtte van algemeen nut is. Watou was voor Van Vliet de mooiste plek op aarde; hij wilde op die plaats uitgestrooid worden. In het laatste interview met de poëziekrant zegt hij: ‘Stilstand is angst, creatie is beweging, poëzie is leven.’ Mandelinck strooide zijn as uit op 12 oktober 2002 in aanwezigheid van o.a. Claus, Nolens en Hertmans. Op het weiland is gedurende de poëziezomer via de luidsprekers Eddy van Vliet ook zelf nog te beluisteren; op een cd leest hij non stop de gedichten 'Vader' en 'De stad'. Een betere nagedachtenis is niet denkbaar.

Annette van den Bosch
Zeist, augustus 2003