De
groei van verbeelding
Huub
Beurskens - Als met een vogeltje
Verschenen in Meander op 20 november 2004
Schrijver en beeldend kunstenaar
Huub Beurskens (Tegelen, 1950) debuteerde in 1975 in Kortgene (Zeeland)
met de bundel Blindkap. Daarna volgden meer dan twintig romans,
verhalen-, essay- en poëziebundels, met bekroningen als de
Jan Campertprijs, de Herman Gorterprijs en de VSB Poëzieprijs.
Onlangs verscheen Als met een vogeltje, een bundel die vrijwel geheel
over bomen gaat. Het motto luidt 'Kunt gij met hem als met een vogeltje
spelen/ en hem vastbinden voor uw meisjes?' Een intrigerende tekst
als je de bijbel (Job 40:24) niet kent en die associaties wekt met
seksspelletjes die kinderen spelen.
De bundel is strak opgebouwd, zowel
in de versvorm als in de thema's, waarbij de beschrijvende, informatieve
teksten over bomen worden afgewisseld met 'behandelingen' die je,
omdat de bomen nogal eens worden gepersonifieerd, haast therapeutisch
zou kunnen noemen. Bomen lijken wel mensen, met alle (on)hebbelijkheden
van dien; ze kunnen speels of sensueel zijn, maar ook kwaadaardig
en krijsend.
Naast de behandelingen staan af en toe wandelingen, zoals 'wandeling
met een déjà vu' of 'wandeling met een gaffelwaterjuffer'.
Daardoor wordt het therapiegehalte nog vergroot. Het lijkt of alle
bomen een kwaal hebben die opgelost moet worden, of in elk geval
aan de lezer duidelijk gemaakt dienen te worden. Mens en natuur
worden in alle facetten belicht: speels, stuurs, sensitief, jankend,
schaamteloos, kaal, nadenkend, verward of totaal geschift. De beelden
in de gedichten werken heel krachtig.
handeling
van de parkboom
naar en voor Arnon Grunberg
Trek je dood verbrande vogels
witte meisjesnachthemd aan
ga in haar slippers staan verlaat
het huis bij voorjaarsochtendregen
schuur in het park met je hoofd
een boom tot hij niet alleen glanst
van water wacht ertegenover op
een bank gezeten zeker wetend
dat een team van orde gauw zal
komen bestaande uit niet eens
zo velen om hem aan zijn wortels
mee te nemen voor het stopt
met druilen en met gele lippen
een zwarte man erin kan kwelen.
(p. 12)
Duidelijk is dat dit gedicht over
het aannemen van een andere identiteit gaat, waar de schrijver Grunberg
inmiddels berucht om is. Interessant is de tegenstelling tussen
de eerste en de tweede regel: donker, zwart gruwelijk tegenover
onschuldig jong. Dit gedicht is strak opgebouwd in distichons met
een mooi enjambement tussen de 3e en 4e strofe. In deze regel wordt
gerefereerd aan het bloeden van het hoofd, zonder dat het genoemd
wordt. Fraai is de laatste strofe, waarin opeens een overgang gemaakt
wordt naar een zingende man en de lezer opeens moet zoeken waar
het woord ‘erin’ op terugslaat. Kweelt hij in de wortels
(van het kwaad of van het gezag) of gewoon in de voorjaarsochtendregen?
Naast de behandelingen en wandelingen
is er één ‘Mishandeling’ (van een den
die gekapt wordt) en nog een negendelige cyclus ‘Rêverieën
van een caféist’ in de bundel opgenomen, vrij vertaald:
‘Dromerijen van een vaste cafébezoeker’. Het
zevende gedicht eruit beschrijft iemand op een terras die probeert
de kern te achterhalen, maar zich soms laat leiden door bijzaken
die hem op onbekende plaatsen brengen, zoals bij een zelfmoordatelier,
waarbij Beurskens refereert aan de schilder Mark Rothko:
Van louter bijzinnen gonst zijn
hoofd elke hoofdzin
is verdacht toch weet hij kan het leven niet zonder
geest en macht en mag het niet dat men toegeeft
aan het irrationele van bevelen
soms verlaat hij
opeens zijn terras
In het gedicht ‘Behandeling
van de mannelijke boom’ vallen voor mij de verschillende onderdelen
van de bundel - behandeling, wandeling en caféist - samen.
Hierin zijn natuur en mens met elkaar vervlochten in een liefde
op afstand, ondanks het feit dat ze elkaar niet rechtstreeks kunnen
bereiken.
Het is enigszins vergelijkbaar met wat een gedicht doet: de dichter
en de lezer met elkaar in contact brengen, zonder dat gevende en
ontvangende elkaar rechtstreeks ontmoeten.
Behandeling van de mannelijke boom
Om zonder te kunnen lopen om
zonder ogen neus en oren hevig
verliefd te worden opeen vrouwe
zonder ogen neus en oren al even
hevig allenig geworteld verre van
zijn mogelijkheden haar te betasten
met zijn twijgen bast of blaadjes
laat hij
zijn mannelijkheid ontbloeien opdat van
haar opengevouwen hem komen bekrioelen
tongen likken snuitkevers nectarvogels
honingopossums om dan weerom haar
te gaan bekruipen aaien kussen o om zo
verliefd te kunnen blijven als nu
zou ik je
zo willen staan neuken in alle vier seizoenen.
Voor het eerst las ik een bundel
van Huub Beurskens met zo veel interesse. Ik werd geïntrigeerd
door de heldere opbouw en de goed navolgbare associaties die niettemin
veel ruimte laten voor een eigen inbreng. Na diverse malen herlezen
kom ik steeds bij andere betekenissen en dat geeft voor mij een
meerwaarde aan de bundel. Op de een of andere manier lees ik een
soort troost in deze gedichten. Een troost die verder gaat dan troosten
om verdriet, meer om het aan de kaak stellen van de mens. Kijk ons
hier staan met elkaar, we zijn om te lachen en om te betreuren,
maar vooral ook om lief te hebben.
Ik ben nog lang niet uitgelezen, ik zal in Als met een vogeltje
nog vaak bladeren en rondsnuffelen op zoek naar de verbanden tussen
wandelen, behandelen en gedachtespinnen tijdens cafébezoek.
En de behandelde bomen (en mensen) zal ik nooit meer hetzelfde zien
als voorheen.
Huub Beurskens - Als met een vogeltje
Uitg. Atlas, Amsterdam 2004
56 blz.; € 15,-
ISBN 90 450 0449 6
Lees
hier het interview met Huub
Beurskens over zijn bundel Als met een vogeltje.
|