Poëzie 
              is filosofie voor de ziel 
            interview 
              met Leo Peeraer van uitgeverij P.  
            Verschenen 
              in Meander op 4 januari 2004 
             
              Een stevige man met een vorsende blik in zijn bruine ogen noodt 
              mij binnen de poorten van zijn vesting. Het pand waarin Leo Peeraer, 
              uitgever en oprichter van uitgeverij P te Leuven, is gevestigd doet 
              denken aan een klooster. Mijn nieuwsgierigheid naar uitgeverij P. 
              werd gewekt door enige prachtige uitgaven, zoals de dichtbundel 
              van Gerda de Preter die onlangs verscheen.  
               
              
               
            Peeraer vertelt 
              me over zijn uit de hand gelopen passie. “Uitgeven is niet 
              winstgevend, zeker niet als je voornamelijk dichtbundels van minder 
              bekende dichters uitgeeft.” In 1980 begon Peeraer met uitgeverij 
              P. omdat hij liever voor zichzelf dan voor een baas hard wilde zwoegen. 
              Daarvoor werkte hij op de uitgeverij van het Davidsfonds en weer 
              daarvoor was hij werkzaam als advocaat. De kennis die hij opdeed 
              in de rechtenstudie en de studie wijsbegeerte gebruikt hij in de 
              avonduren als repetitor voor de Leuvense studenten. Bij de uitgeverij 
              zijn op het moment naast hemzelf nog 1 fulltimer en 2 parttimers 
              in dienst. De oplage van de bundels die hij uitgeeft, ligt tussen 
              de 350 tot 500 exemplaren. Daarvan worden in de eerste 2 jaar meestal 
              300 exemplaren verkocht. “De poëtica die wij aanbieden 
              is divers, relatief toegankelijk, vlot leesbaar en rijk aan beelden. 
              Kortom, literair goed in elkaar stekend.” Daarbij bewaakt 
              de uitgever vooral dat een bundel niet te veel een egodocument is 
              en dat de gedichten universeel genoeg zijn. In het fonds zijn relatief 
              weinig postmodernen opgenomen.  
            “Hoewel 
              er veel mensen zijn die poëzie en proza schrijven zijn er relatief 
              weinig lezers, of in elk geval kopers. Veel poëzielezers lenen 
              van de bibliotheek. Dat is spijtig. Als al die mensen bundels zouden 
              kopen, zou het met het boekenvak veel beter gaan. Het gaat weliswaar 
              de laatste jaren beter dan daarvoor. Wat voorheen de pastoor en 
              de psycholoog waren is nu de poëzie. Poëzie is filosofie 
              voor de ziel”, ondervindt Peeraer, “het is een zingeving”. 
              Hij spreekt met weemoed over Ben Reijnders, die 2 jaar geleden overleed. 
              Reijnders was een bezieler van de poëzie bij de jeugd. Hij 
              organiseerde wedstrijden voor 5 en 6 jarigen. Voor dit soort wedstrijden 
              kwamen 50.000 inzendingen binnen per jaar. Ook in Nederland is hij 
              de laatste twee jaar van zijn leven actief geweest. Er zijn nogal 
              wat jongeren vanuit zijn ‘kring’ die als dichter naar 
              boven drijven, zoals Paul Bogaart en Peter Holvoet-Hanssen. Als 
              we over de laatste dichter spreken vertelt Peeraer, dat dit een 
              van de dichters is die hij helaas in zijn fonds heeft misgelopen. 
               
            Ik vraag naar 
              het uitgeefproces bij uitgeverij P. “Per jaar komen er zo’n 
              250 tot 300 manuscripten binnen. Deze manuscripten worden door 3 
              of 4 lectoren gelezen. Als 2 lectoren het werk de moeite waard vinden 
              lees ik het zelf en neem een beslissing of het wordt aangenomen. 
              Vervolgens vinden gesprekken met de schrijver plaats, worden gedichten 
              aangepast op basis van de leesrapporten van de lectoren, geordend 
              op een goede volgorde en wordt de lay-out doorgenomen. Dan wordt 
              de bundel in productie genomen. Tevens bespreken we hoe en wanneer 
              het boek in de publiciteit gebracht zal worden. Zodra de bundel 
              is gedrukt vindt een boekpresentatie plaats samen met de auteur, 
              op dat moment worden altijd de meeste bundels verkocht.” Daarna 
              volgt een circuit van lezingen in bibliotheken, dorpen, gemeenten. 
              De auteur kan bij die signeersessies zijn boek tegen inkoopsprijs 
              van de uitgever kopen en dan verkopen. Dat motiveert de auteur om 
              zelf zijn boek aan te prijzen. Daarna pas wordt het boek aan een 
              aantal boekhandels aangeboden. Peeraer geeft aan dat auteurs soms 
              ongeduldig informeren wanneer ze eens bericht krijgen over hun werk. 
              Dan moet hij antwoorden dat het nog een tijd op zich laat wachten. 
              Het is altijd druk op een uitgeverij met zo’n kleine bezetting. 
              Een maal per half jaar worden manuscripten geretourneerd. De stapels 
              brieven, documenten, manuscripten die in het kantoor verspreid liggen 
              over tafels, in de kasten en op de grond zijn daar getuige van. 
              Er is nauwelijks plaats om te zitten. 
            Soms vraagt 
              Peeraer een vertaler voor een project. Bijvoorbeeld Het Pauselijk 
              Leugenpaleis is een selectie met hertaalde gedichten. Dit project 
              is begeleid door Patrick Lateur. Vertalers van wie vaak gebruik 
              wordt gemaakt zijn Claes, van den Bremt, Smeets, Thomas, Nijmegen. 
              In het poëziefonds zijn naast hedendaagse poëzie in vertaling 
              ook vertalingen van klassieke poëzie opgenomen en sinds kort 
              startte de Parnassusreeks, met verzameld werk van opmerkelijke Nederlandse 
              dichters. 
            Terwijl wij 
              spreken wordt regelmatig aan de deur gebeld en getelefoneerd. De 
              een wil een handtekening op een contract, de ander een manuscript 
              aanbieden, weer een ander komt een afspraak voor een interview maken 
              en weer een ander wil een nader contact. Het blijft een bedrijvigheid 
              terwijl wij doorgaan met het bespreken van zijn uitgaven. Opvallend 
              is dat in Vlaamse kranten weinig Nederlandstalige bundels besproken, 
              terwijl vertaalde buitenlandse werken wel worden opgemerkt. In Nederland 
              wordt volgens Peeraer veel meer aandacht geschonken aan de eigen 
              dichters. Hij hoopt dat die ontwikkeling ook in België wordt 
              overgenomen. “Over een jaar of tien, want alles loopt bij 
              ons tien jaar op jullie achter”, grapt hij. 
               
              Naast poëzie besteedt de uitgever veel aandacht aan kunst. 
              Er is de miniatuurreeks en er zijn gelegenheidsuitgaven. Een mooie 
              uitgave daarin wordt een bundel over poëzie en wijn. Een kunstzinnig 
              boek met kleurenfoto’s waar elk element van de wijn aan de 
              orde komt van de druif, tot de pluk en de oogst. Het telt 200 pagina’s 
              en komt volgend najaar uit. Ter introductie op zijn mooie uitgaven 
              laat hij mij zien wat er allemaal gemaakt is de afgelopen periode. 
              In het magazijn vol dozen met prachtige bundels laat hij mij de 
              fraaiste exemplaren zien. Opgetogen vertelt hij over zijn dichters, 
              de bundels en de gedichten. Ik sta watertandend toe te kijken, vooral 
              als hij mij ook nog fraaie bundels meegeeft voor thuis. Daarmee 
              kan ik menige winterse avonden doorbrengen. Zijn uitgaven zijn een 
              aanrader, dat is zeker. Ik verheug me al op de vrije dagen, waarop 
              ik mij in mijn eigen klooster terug kan trekken. 
            www.uitgeverij-p.be  |