Harmen 
                
            Zo 
              t is alweer biena tied om t’eten 
              zegt zij voor de vijfde maal binnen een uur 
            Erreppels 
              Boontjes 
              Jus 
              en gehaktbal 
            De enige die 
              dit voor de eerste keer meemaakt 
              is mijn opa 
              die plots overweegt weer te gaan roken 
              krant lezen 
              of in vredesnaam dan maar sjoelen 
            in het zaaltje 
              aan de overkant van de gang 
              onder toezicht van de zuster 
              op vrijdag van een tot twee uur 
            waar zeil tegen 
              muur omhoog kruipt als verlaten bruin 
              waar niemand ook maar streelt 
              En van dansen al helemaal geen sprake is. 
            en waarom in 
              godesnaam 
              de leesmap van 10 jaar geleden 
              verguld door koffievlekken 
              en al dat de tijd heeft ingehaald 
            Stil maar opa, 
              bruidegom der tijd, 
              mosselen groeien niet in het mos van eindstation 
              haal je netten maar binnen 
              en bekijk je oogst 
            
              
              Glashuisje 
            Dat we draaiden 
              en draaiden 
              op de versleten bank 
              van gewezen relaties 
            die doordat 
              ze relaties heten 
              alleen daarom al 
              Een nasmaak opleveren 
            waarvan de 
              stoffen bekleding zich geen raad weet 
              en zich probeert te verstoppen onder geel spons 
              dat uit de binnenvoering komt 
            In dit huisje 
              waar opgestapeld op planken de glazen potjes staan 
              instant geluk en zelfbevrediging 
              en in het goud gevlekte blikje achteraan 
              aandachtspoeder 
              driemaal daags bij regen 
            Kus me nu maar 
              De glazen kisten zijn,  
              naar wat ik hoorde, 
              zo goed als uitverkocht 
              
              Niemandsland 
            Jouw ramen 
              beplakt met historie 
              Koppen schreeuwen naar buiten vanuit dit aquarium 
              “benzine duurder”, “man gevonden op brug”, 
              en “liefde niet in de AWBZ”.  
            Op het kleine 
              gaatje tussen de b en de e 
              leg ik een oog op het zachte papier 
              Zie ik je 
              zwem jij als gekooide tijgerhaai rondjes langs het raam 
              jij met iedere vinslag zeggen lijkt 
            “kijk 
              bij mij naar binnen en eet wat van mijn lucht 
              Proef me maar, want ik besta” 
            Daarbuiten 
              worden voeten stevig in stof geplaatst 
              piano’s naar binnen getakeld in zondagochtendlicht 
            “En als 
              ik droom of drink 
              en zeker allebei 
              dan ben ik daar ook en 
              adem jij mijn mond in met lenteblad 
            Als ik er niet 
              helemaal bij mag horen 
              laat mij dan maar een kijkdoos zijn” 
             
               Kermis 
               
              De draaimolen staat stil 
               
              Zij 
               
              strekt haar armen 
               
              tolt op haar benen 
               
              maar voelt zich gevangen 
               
              in zijn ogen 
               
              die van dons lijken te zijn. 
              Rechtenstudente 
               Hanneke van Eijken 
              (1981) werkt bij de daklozenopvang en bij het poëziecircus 
              in Utrecht, maar in 2000 won ze de dichtwedstrijd DoeMaarDichtMaar. 
              Dus ook dat blijkt ze te kunnen. Hoog tijd om Hanneke voor Mals 
              Groen enkele vragen te laten beantwoorden. 
            Waarom 
              schrijf je?   
            Mijn eerste 
              gedicht schreef ik toen ik ongeveer een jaar of tien was. Het ging 
              over een slak die wegliep van huis en allemaal avonturen meemaakte. 
              Als kind kon ik veel fantasie kwijt in gedichten en verhaaltjes. 
              Inmiddels verwonder ik me vaak over de wereld, zoals de situatie 
              waarover het gedicht “niemandsland” gaat. Die verwondering 
              probeer ik te grijpen en vast te leggen. Soms kan het ook een sfeer 
              zijn die ik mooi of juist tragisch vind. Zoals het gedicht “Harmen”. 
              De hoofdpersoon is aangekomen op een eindstation, waar het opwindendste 
              moment van de dag de maaltijd is.  
               
              Welke dichters/schrijvers bewonder je en waarom? 
               
            Mustafa Stitou 
              is een van mijn favoriete dichters. Ik vind de beelden die hij oproept 
              erg mooi. Sommige gedichten van hem kun je bijna ruiken.  
              Judith Herzberg vind ik een goede dichteres. Zij kan heel goed een 
              beeld vastpakken en overbrengen. Haar gedichten bezitten een hele 
              mooie tederheid.  
            Welke 
              schrijver zou je wel eens willen spreken en waarover dan?  
            Degenen die 
              het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens hebben opgesteld. 
              Wetteksten zitten tekstueel vaak erg goed in elkaar. De formulering 
              van een wettekst is vaak erg bepalend. Door rechtspraak en (vak)literatuur 
              wordt er vaak geanalyseerd welke reikwijdte een artikel heeft. Veel 
              hangt af van de formulering en de interpretatie daarvan. Ik ben 
              benieuwd wat degene die de tekst hebben geschreven zelf wilden beschermen 
              in de wet en of dat overeenkomt met de interpretatie die er nu aan 
              gegeven wordt.  
              Mijn lievelingskinderboek was “de kinderen van bolderburen” 
              van Astrid Lindgren. Als kind wilde ik net als in het boek, viskoekjes 
              eten op een steen in een meer. Helaas kan ik Astrid Lindgren niet 
              meer ontmoeten, maar anders zou ik met haar uit nostalgie viskoekjes 
              op een steen in een meer willen eten.  
               
              Zou je een korte toelichting willen geven op het gedicht 
              “Niemandsland”? Wat betekent dit voor jou? 
               
               
              Ik werk bij een instelling voor dak- en thuislozen. Het gedicht 
              gaat over een man die een paar maanden in het opvanghuis heeft gewoond 
              en aan zijn problemen heeft gewerkt en eindelijk klaar is om zelfstandig 
              te gaan wonen. Hij krijgt uiteindelijk een leuk nieuw huisje. Het 
              lijkt eerst heel goed te gaan, maar de man kwijnt weg van eenzaamheid 
              en vervalt weer in zijn oude patroon, omdat dat tenminste bekend 
              en veilig is. Ik zie dat mijn cliënten in een soort “niemandsland” 
              leven. Ze bestaan, maar mensen nemen er weinig notie van. Vandaar 
              ook het aquarium, de man kan wel naar buiten kijken naar alle bedrijvigheid, 
              maar niemand kijkt bij hem naar binnen. Zijn ramen zijn letterlijk 
              beplakt, maar ook omdat de man zoveel heeft meegemaakt en om de 
              stempel die op hem geplakt zit. Veel mensen denken aan agressie 
              en drugsverslaving bij dak- en thuislozen. Dat is jammer. Ik ken 
              veel hoog opgeleide dakloze mensen, die door bepaalde omstandigheden 
              de maatschappij even niet meer konden bijbenen. Thuisloosheid is 
              een geestelijke gesteldheid. Als je tien jaar op straat hebt gelopen 
              kun je niet zomaar meer in een huis wonen. Zo ken ik iemand die 
              een woning had, maar vervolgens iedere nacht in de tuin ging slapen 
              onder een slaapzakje, zomer en winter.  
            Je 
              vertelde dat je bij het poëziecircus werkt. Wat moet ik me 
              daarbij voorstellen en wat is je taak daarin? 
               
              Bij het Poëziecircus (in Utrecht) ben ik floormanager, algemeen 
              creatief medewerker. Het houdt in dat ik artiesten scout voor het 
              circus, contact onderhoud met de locatie (de zaal), brainstorm over 
              thema, mogelijke dichters etc. Op het circus zelf ben ik floormanager. 
              Sinds kort ben ik ook co-penningmeester. Het poëziecircus is 
              in 1996 opgericht door een aantal mensen die goed georganiseerde 
              voorstellingen in Utrecht misten. De nadruk ligt op podiumperformance 
              en literaire kwaliteit. Wij willen beginnende artiesten de mogelijkheid 
              bieden om op te treden. Wij zijn echter geen open podium, maar selecteren 
              vooraf op kwaliteit. Op dit moment hebben we drie grote projecten: 
              ZinderZlam!, de maandelijkse poetryslam en DinezPluz, een literair 
              diner in de Stadsschouwburg en de Leugencircussen, in café 
              de Leugen in Utrecht. Het internetadres waar onder meer het programma 
              te lezen is vind je op www.poeziecircus.nl.  |