Ontmoeten 
            De bel klinkt 
              helder in de gang 
              van alle daagse dingen toch 
              even verbaasd dat het klinken 
              van de glazen dit heeft gebracht. 
            Je opent de 
              deur en laat me 
              enthousiast binnen, links liggen 
              ze, zeg je gelijk en wijst 
              naar de viltjes op het tafeltje. 
            Wat lief, zeg 
              ik, je hebt ze 
              bewaard, maar jij vindt 
              dat gemaakte afspraken  
              niets over liefde zeggen. 
            Je lacht kort, 
              de afspraak is 
              geen houden van, maar de wil 
              tot het spreken is, liefde 
              laat zich moeilijk vast leggen. 
            Het is geen 
              overeenkomst tussen 
              of een tegenstelling, de mensen 
              willen graag, zekerheid 
              geeft liefde niet. 
            Je kijkt me 
              observerend aan 
              alsof je me af wilt tasten en zegt 
              door de kamer kijkend, ik bedoel, 
              alles is hier tweedehands. 
             
              Liefdesgedicht (pril) 
            De vloer trok 
              als aarde 
              ik moest er voor gaan 
              zitten. Het idee gestald 
              vroeg om een weide. 
            Ik had beelden 
              gespaard 
              en een plek gecentreerd en 
              misschien was dat juist 
              of misschien ook niet. 
            Maar iets in 
              mij vroeg om  
              een uitweg. Ik ben alleen 
              gaan zitten. Gesloten zal ik 
              zijn geweest. Ik schreef. 
            Ik kijk je 
              aan en jij slaat 
              je armen rond mij, knijpt 
              het papier vast in je hand, 
              zucht je hoofd op mijn borst. 
            Ik hoopte, 
              zeg je, dat ik jou 
              geraakt had en of jij mij 
              had gehoord. Ik twijfelde 
              of jij de woorden kende. 
             
              Ouderdom 
            Je zegt dat 
              je boven nog iets hebt gevonden 
              terwijl het sigaartje naar je lippen gaat. 
              Je lacht en klinkt opgewonden. 
              Er hangt iets speels over je gelaat. 
            Ik hoor hoe 
              moeders in de keuken rommelt. 
              Langzaam kom je omhoog gekropen. 
              Ik zie hoe je de stoel uit schommelt 
              en doet alsof je door wilde lopen. 
            Je schuifelt 
              verder op weg naar de trap, 
              de koffie die loopt en hijgt met je mee. 
              Moeders lacht hoewel ik best snap 
              het moeizame zit in alle twee. 
            Want ik hoor 
              je wel de trap opgaan, 
              er wordt alleen niet veel gepraat. 
              De kopjes worden minder vol gedaan 
              en de klok - die tikt en tikt en slaat! 
                 
              André 
              Heijnekamp uit Amersfoort beantwoordt enkele vragen. 
            1) Wie of wat 
              motiveert jou tot dichten? 
            Ik heb mij 
              afgevraagd waarom ik de kleur bruin mooi vind. Het zal de geruststelling 
              van die kleur zijn geweest.  
            Ik heb rond 
              mijn zeventiende de pen gepakt. Kwam dat omdat ik nooit een groepsdier 
              ben geweest of omdat ik zo een spiegel had voor mijn gedachten? 
               
              De vraag is misschien beter te beantwoorden op dit moment, dan vanuit 
              het verleden. Het is zo lastig om te vertellen waarom ik verliefd 
              ben en zo gemakkelijk om te beseffen waarom ik van haar ben gaan 
              houden. Ik wil uitleggen. Ik wil duidelijk maken. Wanneer mijn gedichten 
              worden gelezen is dat voor mij een gigantische meerwaarde. Ik moet 
              dichten, zodat ik later niet kan zeggen dat ik het niet geprobeerd 
              heb. Het schrijven geeft mij vertrouwen, alsof ik een functie heb 
              op deze aarde.  
            Ik schrijf 
              om de groei van de appel te vieren en het rotten te verzachten. 
              Puur als een geruststelling. De liefde, het samen zijn is hetgeen 
              mij prikkelt en hoe mensen met elkaar omgaan, hoe ze denken. En 
              ook dat zoveel gebaseerd is op verwachtingen.  
            2) Heb je dichters 
              als voorbeeld? Of dichters/performers die je  
              bewondert? 
            Albert Verwey, 
              Willem Wilmink, Adriaan Morriën, P.N. van Eyck, H. Marsman, 
              Huub Oosterhuis, Ed. Hoornik, zijn dichters waarvan ik bundels heb 
              gehaald, om ze in het café te lezen, met het idee dat de 
              vrijdagnacht groots was en het nu tijdloos. Ze schrijven gedichten 
              die me raken.  
              Ik heb moeite met het woord bewondering, omdat dit neigt naar een 
              scheve balans in de verhouding. Voor mij gaat het om het werk en 
              niet om de persoon. Ook al liggen werk en persoon in lijn, ik heb 
              er een mindere boodschap aan. Voor elk mooi gedicht krijgen de dichters 
              een kus op de wang, maar dan wel vanwege het gedicht.  
              Er is zoveel moois!   |