Weifelen
en lachen in het dichtersgras
de 24e nacht
van de poëzie in Utrecht, 27 maart 2004
Een boekenmarkt, dichters, muzikanten, dansers, lekkere hapjes en
drankjes. Dit alles bij elkaar zijn de ingrediënten voor de
jaarlijkse Nacht van de Poëzie in muziekcentrum Vredenburg
in Utrecht. De 24e editie van het dichtfestijn werd geopend door
de afsluiter van vorig jaar Dimitri Verhulst. Het werd een wat mak
begin van de avond. Pas bij de dichter Benno Barnard begon er iets
te vonken in de zaal. Deze Nederlandse dichter heeft meer bekendheid
bij onze Zuiderburen dan bij ons en dat is geheel onterecht. Dat
liet hij ons merken in onder meer het schitterende gedicht ‘Visser,
50 v. Chr’, dat hij inleidde met: “Wat een overeenkomst
tussen 2050 jaar geleden en nu, want ja, ik heb ook een kind”.
Plezierige indringende voordracht, interessante inhoud. Ik zou willen
roepen: ‘Nederland wees zuinig op uw goede dichters!’.
Maar dat terzijde. Er was veel moois te beleven. De entr’actes
waren dit jaar goed gekozen. Vorig jaar werd een duo met een bijzonder
slechte performance uitgejoeld en weggehoond door het publiek. Dit
jaar deinde en swingde het publiek mee bij een uitbundige Vlaamse
doedelzak/trommel combinatie, de Oost Europees georiënteerde
blaasinstrumenten van ‘Waarschuwing voor de Scheepvaart’
en met Kamagurka’s ‘Ik mis mijzelf, ik ben zo eenzaam’.
Ook de op gedichten geïnspireerde dansvoorstelling van twee
verschillende duo’s van Connie Janssen wisten te boeien.
Anna Enquist
bracht werk uit haar laatste bundel ‘De tussentijd’
geschreven naar aanleiding van het overlijden van haar dochter Margit.
Ze oogstte veel applaus met haar ingetogen voordracht over omgaan
met verlies en rouw in de dagelijkse handelingen.
Verrassend
waren de optredens van Tjitske Janssen en Erik Jan Harmens . Twee
jonge, beginnende dichters (dertigers) die al bekendheid hadden
op het podium voor hun eerste bundels eind 2003 verschenen. Ik heb
beide dichters diverse malen onder verschillende omstandigheden
zien optreden, onder andere in hun beginfase in café Festina
Lente in Amsterdam en ik zie een groot verschil. Ze groeien. Tjtitske
is haar schooljufmaniertjes kwijtgeraakt en ook Erik Jan staat indringender
dan voorheen op het podium met gedichten over zijn autistische zoon
en over de dood van zijn vader. Beiden staan er echt en kwetsbaar,
hun gedichten zijn erg persoonlijk, maar hun houding op het podium
is professioneel en aandachtig. Hetzelfde geldt overigens voor Hagar
Peeters, de Utrechtse dichteres die inmiddels in Amsterdam woont.
Zij bracht ingehouden poëzie onder andere over haar ouders
met een heel individuele stem. Haar gedicht ‘Droombeeld’
kreeg terecht de Gedichtendagprijs dit jaar.
Tjitske kreeg met haar gedicht over stalken op de daken de lachers
op haar hand, evenals de Iraakse dichter Al Galidi, die als geen
ander vrouwen en fietsen in Nederland met elkaar kan vergelijken.
Galidi hekelde het Nederlandse uitzettingsbeleid door een gedicht
in drollen te vangen.
Een ontdekking
voor mij was Maria Barnas. Haar hoorde ik niet eerder. Ze begon
wat weifelend, maar werd steeds beter in haar voordracht, die voornamelijk
over mannen en het verbreken van relaties ging. Aan de woorden ligt
het niet, die sneden door het lijf. Ze wist het publiek te betrekken,
maar leek haar stevigheid te moeten bevechten voor de katheder.
Die bestond deze keer uit een warrige kluwen, in tegenstelling tot
de tafel die zij zich gedacht had. Een andere performer die de aankleding
van het podium ter discussie stelde, vooral de fallusvormige voorwerpen
in 4 verschillende formaten, was de jonge rapper Ali B. Hem viel
overigens op dat hij weinig leeftijdgenoten tegenkwam in deze nacht.
En ook weinig andere kleuren dan blank. Daar heeft hij een goed
punt getroffen, de vergrijzing en het hoge blankgehalte vallen op
bij deze nacht.
De duo-presentatie
van de avond was in handen van Anton Korteweg, die duidelijk beter
zijn eigen gedichten kan voorlezen dan anderen introduceren en zijn
Vlaamse tegenpool, Piet Piryns, die de presentatie met verve voor
elkaar bracht. Er ging te weinig fout, want het programma was voor
op schema in plaats van achter zoals gebruikelijk. Vorig jaar werd
het half zes alvorens de laatste dichter opging. Dit jaar was het
eindpunt rond drieën wintertijd.
Tussen de dichters
en acts door heb ik op de boekenmarkt de tijdschriften eens uitvoeriger
bekeken. Behalve de bij het grote publiek bekende bladen als Tirade
en Revisor zijn er andere interessante tijdschriften te signaleren.
Bij de vertegenwoordigde bladen was het jonge team van het blad
Krakatau aanwezig. Onlangs trof ik de oprichter van Krakatau tijdens
een bijeenkomst bij Stichting Schrijven. Toen viel me zijn enthousiasme
op en de duidelijk verbeterde vormgeving van het blad, dit laatste
wordt veroorzaakt door het feit dat ze inmiddels subsidie krijgen.
Bij het doorbladeren van de laatste nummers zag ik opvallend kwaliteitsverschil
met vroeger. Het nummer met poëtica’s van dichters als
Joost Baars (van tijdschrift Lava) Tsead Bruinja en Daniël
Dee las ik met interesse. Ik liet me lid maken en ontving voor mijn
18 euro behalve een jaarabonnement de bundel ‘De boom in’
van Peter Verhelst. Meestal koop ik losse nummers omdat ik slechts
in een aantal artikelen geïnteresseerd ben. Het voordeel van
een dergelijke boekenmarkt is dat alle tijdschriftnummers overzichtelijk
bij elkaar liggen en je onbelemmerd kunt kiezen. Ik koos van Tzum,
uitgegeven door De Kleine Uil in Groningen, het nummer waarin Sieger
M. Geertsma dichtles geeft en de special over L.H. Wiener. In het
blad van de Utrechtse Universiteit Vooys stond in augustus vorig
jaar een interview met Thomas Roosenboom dat ik graag wilde lezen
en in een ouder nummer uit 2001 staat een artikel van Johan Kerstens
over de ambigue relatie tussen poëzie en taalkunde dat mijn
aandacht trok. Voor thuis dus nog een en ander te goed aan leesvoer.
Terug bij het
podium vielen mij de coryfeeën Claus en Wolkers tegen, hun
tekst en bezieling blijft achter bij hun vroegere voordracht. Aan
hun grootheid doet dit niets af, voor het belevingsmoment en de
avond is het jammer.
Ver na middernacht
wachtte mijn hoogtepunt nog: Mustafa Stitou. Ik las voor het maken
van zijn dichtersprofiel op de KB website zijn drie bundels, maar
ik had hem nog nooit horen voordragen. Hij maakte mijn verwachtingen
waar. Krachtige poëzie, duidelijk en helder over het voetlicht
gebracht. Geen nuance ontging het publiek. Hij bracht drie gedichten
uit de bundel Varkensroze ansichten, eind vorig jaar clubkeuze van
de Poëzieclub. Hij las het gedicht ‘ansichten’.
De berichten die zijn buurvrouw voor hem achterliet toen hij op
vakantie was. De vrouw werkte een tijdlang in een psychiatrische
inrichting waar ze veel dichters leerde kennen, waaronder Jan Arends
en Vaandrager. Zijn laatste gedicht had het thema stoppen met roken.
Met veel herhalingen en bezwerende taal probeert hij daarin zijn
geest onder controle te krijgen. Totdat hij alles laat varen en
besluit te accepteren wat en hoe hij is. Een prachtige en ingehouden
climax.
Het is jammer
dat op dat moment de avond niet werd besloten, want de voordracht
van Abdelkader Benali als sluitstuk was niet best. Hij was duidelijk
bijzonder gespannen. Ik hoop voor hem en het publiek dat zijn gedichtkeuze
en voordracht bij de opening van de 25e Nacht van de Poëzie
beter is. Als thema volgend jaar beveel ik aan ‘lachend gras’
uit Tsead Bruinja’s liefdesgedicht, dat hij eerst bevlogen
las in het Fries en dat hij vervolgens in gematteerde versie in
het Nederlands voordroeg.
|