Handzaam
geaard
Bespreking bundel
Handzaam geaard door Willem van Lit
De bundel bestaat
uit vier delen met verschillende thema’s: de liefde, het schrijven,
gedichten over actuele of algemene onderwerpen en het thema ouder
worden. Vooral de thema’s liefde, het schrijven en het ouder
worden zijn voor de dichter kernthema’s.
Ik heb de gedichten
verschillende keren gelezen: vanaf het begin van de bundel tot het
einde en terug en in willekeurige volgorde. In het totaal is een
aantal dingen bij me blijven hangen, die de bundel tekenend maken.
Dit zijn de volgende woorden: intimiteit, overgave, passie, bezwering,
kleuren.
Veel gedichten
staan in de “ik”-persoonsvorm. Daarbij zie ik ook dat
veel gedichten over lijfelijke (zintuiglijke) ervaringen gaan: huid,
vel, ogen, oren, handen, vingers, armen, buik, dijen. Het is allemaal
heel dichtbij in tederheid, zelfs in gedichten in deel III (het
leeft), die qua toon en onderwerp relatief verder lijken af te staan
van de heel persoonlijke ik. Ook in die gedichten probeert ze hetgeen
ze ervaart te verinnerlijken. Behalve in drie gedichten (“Junk
meets sister”, “Aalst” en “New York”)
zijn de overige gedichten in dat deel ook in de ik-persoon geschreven.
Uit het gedicht
“Aalst” klinkt dan nog het heel persoonlijke van de
nostalgie uit tijden, die weliswaar ook niet ideaal waren. Bijna
een dubbele belediging; immers, het melancholieke van de veranderingen
(die tot verlatenheid heeft geleid, het bruisende heeft weggenomen)
zelf gecombineerd met het commentaar op het lelijke van de vroegere
situatie.
‘Aalst,
stad van bedrogen ogen’
zoals ze het
zegt; bijna in drie opzichten: voor jezelf, het niet waarmaken van
de verwachting van het verleden (verwachting van grandeur en vooruitgang)
en de huidige verlatenheid. Ikzelf ken Aalst niet (hoewel ik uit
België kom), maar (onder andere ook) door LP Boon (die jij
ook in dat gedicht noemt) is de sfeer inderdaad bijna te pakken.
Ik heb zelf een zwak voor liedjes of gedichten die gaan over een
land, streek of stad (en waarin vervlogen dingen en mensen worden
beschreven). Zo gaat dat met ballingen, zoals ik er zelf ook een
ben. Misschien voelt de dichter zich in dit opzicht dan - voor een
vierde keer - bedrogen.
Het is heel
moeilijk een gedicht te schrijven over een ramp of calamiteit. Hoezeer
de afschuw ook wringt, woorden lijken steeds overbodig en te klein.
Ook dat zie ik in “New York” terug. Dan moet je het
proberen te vangen in details, die de “grote” werkelijkheid
vertegenwoordigen. Het gaat dan vaak om de kleine woorden en die
moeten exact treffen.
Intimiteit,
verinnerlijking en daaraan verwant de overgave. Dat komt vooral
terug in deel I, II en deel IV, als het om de overgave. In het gedicht
“Geraakt”:
‘Je iris
snijdt mijn leven los
legt laagjes voelen bloot
transparante vellen achteloosheid
verlies ik met een schok.
Gestremde zachtheid
komt
sleept mijn vingers roze
weerstand opgeheven
verzin ik uren vrijen, laat torens
onbewaakt voor dit moment’.
Verdediging
opgeheven...de torens verlaten. Meer uitleg hoeft daar niet bij.
Het is ook heel sensueel van toon. Het “strekt” zich
als het ware uit naar een behoefte, die als een glooiing (geborgen)
door de woorden loopt. Heel intiem en gepassioneerd geschreven.
Een van de beste gedichten, vind ik. Daar waar men anderen steeds
weer ziet kronkelen rond onbereikbaarheid en men deze intimiteit
bijna niet kan vinden, schrijft zij er zomaar over. Denkend zit
ik aan de rand van dit gedicht: “daar staat het”! Het
kan dus wel.
Het gepassioneerde
komt ook en vooral tot uiting in “Lava” samen met de
overgave. De beweging en het onbeheerste van het “laten gaan”
komt hier vooral naar buiten.
In relatietriptiek
probeert ze het essentiële te minimaliseren - in taal, bedoel
ik dan, in woorden. Het is een merkwaardige combinatie van “dichtbij
halen” en toch ook weer “laten gaan”, veraf en
dichtbij. Drie gedichten: het eerste “Ingekomen”, het
tweede “Schaarste” en het derde “Weg”. Twee
bewegingen en een statische situatie.
‘Ik
doe je aan
en laat je
verder reizen’
Heel compact
en indringend gemaakt. Het verder laten reizen is niet meer “zo
maar”, niet vrijblijvend meer. De “ik” geeft de
ander iets mee, wat de “ik” zelf ook ontbeert. In “Schaarste”
geeft ze aan dat het krap is, fragiel, breekbaar, niet ruim. Het
heeft bezorgdheid nodig en tegelijkertijd moet het ook zo. Het kan
niet anders; immers, dat houdt de spanning erin. In “Weg”
de beweging van de “ik” af. “Jij” lijkt
het gemakkelijker af te gaan. Er zit een ondertoontje in van jaloezie,
niet bang voor ontrouw, maar jaloezie om het gemak van het gaan.
Een ander trefwoord
dat ik noteerde toen ik over de gedichten aan het denken was, is
bezwering. Dit komt onder andere naar voren in “Geringde levens”,
waarin het symbool van trouw (de ring - tenminste zo interpreteer
ik dat) in verband wordt gebracht met bomen en de jaarringen, het
groeien, vergroeien tot
‘slechts
as resteert’
verteerd, tot
het einde toe volgehouden, in het vuur vernietigd... het ultieme,
maar wel als bezwering. Dit - bezwering - komt op meerdere plaatsen
terug. In “Dichtbij”
‘Ik wil
je vergezellen in je slaap
jou niet delen met de droom
waarin jij mij verlaat en
niets resteert van wat ons bond’.
En in “Deining”
‘laten
we bruisen en deinen met de golven
de kust houdt ons in het oog’
en in “Schuilen”
‘Zin
voor zin neem ik je tot me
herkauw je woorden intensief
zalvend balsem voor besef
hou mij. Ik blijf in jou.’
In hou mij
zelfs als een bevel, maar dan van tederheid. Deze bezwering komt
ook terug in deel II van de bundel onder andere in het gedicht “Woordenspel”.
De taal wordt hier gepersonifieerd (in een aantal gedichten), waardoor
ze tracht de taal zelf te verleiden en te bezweren. “Excusez
les mots”. Hierin brengt ze verontschuldiging voor de verleiding
zelf. De bezwering zit met name in die combinatie.
‘Ik hou
ik hou ik hou
maar verliezen zal ik toch
tegen de vingerhand die’
De verleiding
van taal komt heel expliciet naar voren in “Lettertype”
‘De letters
in je naam
streel ik weer
met de cursor.
....
Indrukwekkend
hoe jij
je navel krult
val niet naar binnen
zonder mij’.
Taal als minnaar.
In het gedicht “De meester leert mij druiven eten” komt
het sensuele heel pregnant naar buiten. Druiven eten als symbool
voor sensuele overgave; deze keer aan de taal zelf.
Kleuren, een
ander trefwoord. Ze gebruikt de kleuren rood, groen (vooral voor
ogen), blauw, roze, grijs, goud, geel, oranje, bruin, bruingrijs
en zwart. Een aantal kleuren heeft een specifieke betekenis. De
kleur rood heeft betrekking op de “ik” zelf, in die
zin dat het staat voor de eigen kleur om gloed weer te geven (die
uit intimiteit voortkomt), maar ook als signaalkleur voor gevaar.
In “Bloed” komt dat onder andere tot uiting, maar ook
in “Zachtjes”
‘zachtjes
likt het rood
mijn schrijversblad
als ik woorden had’
Groen, zoals
ik zei vooral voor de kleur ogen Daarin vooral geborgenheid, vertrouwelijkheid,
herkenning. Daartegenover staat het blauw als afstandelijkheid en
koelte.
In “Geraakt”
‘geen
ogen blauw zoals
jouw groene kunnen stralen’
en uiteraard
in “Liefde in groen”, waar ik verder niet uit zal citeren
en dan ook nog in “Wimpers” uit het deel IV ouder geworden.
‘Jouw
ogen lijken groen te scherven’
alsof er iets
voorbij gaat, heel langzaam verdwijnt, maar toch nog opvlamt en
ontroering wekt. De koelte van het blauw in “Mijn model”
‘Winters
blauw trekken de wolken
langs haar verkleumt gezicht’
en in het gedicht
“Blauw laten”. Het roze gebruik je een keer in het gedicht
dat ik hierboven al geciteerd heb
‘Gestremde
zachtheid komt
sleept mijn vingers roze
weerstand opgeheven’
De uiterste
intimiteit... dat is het roze; zo lees ik het.
Een aantal
woorden zegt dat ze Vlaams is of in ieder geval mogelijk op jonge
leeftijd in Vlaanderen gewoond heeft. De intensiteit van het gedicht
over Aalst geeft dat onder andere weer.
‘Ik panikeer’
Het gedicht
“Paniek” vertelt me dat ook. Het is een typisch Vlaams
werkwoord. Ook het woord “gangboord” uit “Vertrouwd”
is een dergelijke aanduiding. Deze term wordt in Nederland ook niet
zoveel gebruikt.
De gedichten
die mij het meest aanspreken zijn “Geraakt”, “Woordenspel”
en “Beeltenis”. Dit laatste gedicht ook vooral omdat
ik mezelf herken als beeltenis van mijn vader, af en toe een flits
in de spiegeling van een raam; dezelfde ietwat haperend bijna slepende
tred bij het gaan. De andere twee vooral door wat ik hierboven over
“Geraakt” ook al zei: “Daar waar ik anderen dikwijls
zie kronkelen rond onbereikbaarheid en men deze intimiteit bijna
niet kan vinden, schrijft zij er zomaar over. Denkend zit ik aan
de rand van dit gedicht: ‘daar staat het’! Het kan dus
wel”. Daarnaast vind ik om ongeveer dezelfde reden “De
meester leert mij druiven eten” ook schitterend. Het gedicht
“New York” vind ik de minste van de bundel.
Zaterdag aanstaande
(31 augustus 2002) zal Annette haar bundel voor publiek ten doop
houden. Ik wens haar veel succes.
‘handzaam
geaard’
van Annette van den Bosch
uitgeverij Digitalis Utrecht © 2002
ISBN 90-807196-1-7 |